Apparaten die op uw tv zijn aangesloten, kunnen instellingen hebben die van invloed zijn op de manier waarop het signaal naar uw televisie wordt uitgevoerd. Voorbeelden van deze apparaten zijn:
- Kabeldecoders
- Satellietontvangers
- Decoders
- Digitale videorecorders (DVR)
- Blu-ray- en dvd-spelers
- A/V-ontvangers
- Gameconsoles
- Pc
- Overige videoapparatuur (camera's, camcorders, enz.)
Instellingen op deze apparaten kunnen van invloed zijn op de resolutie en hoogte-breedteverhouding (4:3, 16:9) van het signaal, die beide gevolgen kunnen hebben voor hoe het beeld op de tv wordt weergegeven.
In het algemeen moet het apparaat dat op uw tv wordt aangesloten, zo worden ingesteld dat de instellingen overeenkomen met de hoogste resolutie die uw tv aankan. Hebt u een breedbeeld-tv, dan zou de hoogte-breedteverhouding van het apparaat dat op de tv wordt aangesloten, indien mogelijk, op 16:9 moeten worden ingesteld.